Is het de arts of een inspecteur die patienten behandelt?
‘Eind oktober vond de rechtszaak plaats van de Nederlandse huisarts Jan Vingerhoets tegen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).1 De Inspectie had de arts een boete opgelegd vanwege het off-label voorschrijven van ivermectine aan covid-19 patiënten. De arts maakte bezwaar en beriep zich onder andere op zijn artseneed, die hem confronteerde met een dilemma: moet hij blind de wil van de inspectie volgen of moet hij zijn zieke patiënten behandelen volgens de eed die hij gezworen heeft.
De zaak is opmerkelijk, omdat het voorschrijven van een middel voor andere klachten dan waar het voor is geregistreerd veel voorkomt. Zo schrijven huisartsen bijvoorbeeld bètablokkers die geregistreerd zijn voor hartritmestoornissen voor bij examenvrees, en orale anticonceptiva (‘de pil’) bij ernstige acne. Er is dus niets ongewoons aan. De zaak van Vingerhoets is nog opmerkelijker, omdat IGJ niet eerder boetes uitdeelde voor off-label voorschrijven.

Politiek spel van meten met twee maten?
IGJ grijpt alleen in bij uitzonderlijke situaties, maar er is in dit geval geen sprake geweest van onveilige zorg. Ook is de patiënt geen andere zorg onthouden. De patiënten zijn zelfs beter geworden en niet geschaad. De vraag is dan ook wat IGJ heeft bewogen om een boete uit te delen, in plaats van de arts een pluim te geven voor het ontlasten van de zorg, die op dat moment uit zijn voegen knapte. Was het niet logischer geweest als IGJ nieuwsgierigheid had getoond naar de behaalde resultaten en had gefaciliteerd bij het doen van onderzoek naar de waarde van ivermectine in het behandellandschap van covid-19? Dat is in ieder geval niet gebeurd. Een belangrijk aspect in deze specifieke zaak is dat er sprake was van een crisissituatie met volle ziekenhuizen en IC’s, en andere geregistreerde behandelopties voor de huisarts afwezig waren. Het is begrijpelijk dat een huisarts in zo’n geval nog eerder zal overgaan tot off-label behandelen dan dat nu al het geval is. Een huisarts zou wellicht juist meer ruimte en steun moeten krijgen van een inspectie. Zoals ook de vaccinfabrikanten en de minister van VWS meer ruimte kregen en de vaccins al werden toegelaten na slechts 2 maanden interimdata, in een doelgroep die zelf niet kwetsbaar was, en met het Fase 3 onderzoek nog in volle gang. Andere middelen, zoals remdesivir, waarvan de werkzaamheid ook onduidelijk was, mochten in dezelfde periode wel off-label voorgeschreven worden, wat de indruk wekt dat er sprake is geweest van een ‘politiek spel’.
Lees hier het uitgebreide artikel.